In juni 1983 kregen Franz Hetzenauer en Rob Romein de allereerste Koning Willem I plaquette uitgereikt uit handen van minister Van Aardenne van Economische Zaken. De twee mannen van begin dertig kregen de onderscheiding voor jong innovatief ondernemerschap – genoemd naar een koning met een ondernemende reputatie – voor hun bedrijf Compudata in Den Bosch.

Ze hadden vier jaar eerder een markt gezien voor kleine commerciële computers en randapparatuur en waren die hardware gaan importeren en verkopen. Succes was er als vertegenwoordiging van een microcomputer van Amerikaanse makelij: de Exidy Sorcerer. Compudata verwierf ook een licentie om deze in Nederland te bouwen. Een goede slag werd geslagen toen Teleac er honderden van bestelde voor zijn cursisten ‘microprocessors’. Compudata had de onderscheiding echter niet gekregen vanwege louter deze wapenfeiten. Daarvoor was meer nodig.

INNOVATIEF ONDERNEMERSCHAP

Begin jaren tachtig kromp de Nederlandse economie. De maakindustrie was in rap tempo aan het verdwijnen. De rijksoverheid boog er zich het hoofd over hoe de economische neergang te stoppen, de werkloosheid te bestrijden en ondertussen het eigen begrotingstekort in toom te houden. En dan was daar nog de opstomende informatiemaatschappij. Automatisering nestelde zich in rap tempo in nagenoeg alle geledingen van de maatschappij. Wat waren daarvan de gevolgen? Een nog hogere werkloosheid? En wat betekenden de ontwikkelingen in de micro-elektronica voor de structuur van onze economie en voor het onderwijs? Verschillende commissies werden aan het denken gezet. De regering zou op basis van hun bevindingen gericht stimuleringsbeleid kunnen maken.

De ambtenaren op het ministerie van Economische Zaken zullen zich aanvankelijk echter achter de oren hebben gekrabd toen Compudata in 1981 aanspraak wilde maken op zo een gerichte stimuleringsmaatregel. Er werd een technisch ontwikkelingskrediet van enkele tonnen aangevraagd omdat men zelf een kleine computer voor de commerciële markt wilde bouwen. In Nederland nota bene, waar de maakindustrie (in ieder geval psychologisch) had afgedaan. De markt van computer hardware werd bovendien sinds jaar en dag gedomineerd door de Amerikanen. Alleen in het verre oosten leek het te lukken om zich met een ‘copy-paste’ strategie tussen de Amerikaanse giganten te wurmen. Nederland, zo werd in rapporten benadrukt, zou zich vooral moeten profileren rond software. Waren de jonge ondernemers uit Den Bosch niet iets te ambitieus?

Naast ambitie en durf kenmerkt zich innovatief ondernemerschap in ieder geval ook door slimheid en hard werken. Hetzenauer had op een zakenreis naar Azië gezien hoe de Japanners Amerikaanse computerkennis kopieerden naar eigen, veel goedkopere producten. Zijn gevoel zei hem dat hij dat ook kon, en bovendien beter. Omdat de onderhandelingen met Exidy over nieuwe licenties en plannen de Bosschenaren weinig vertrouwen inboezemden, besloot Compudata de gok te wagen en vroeg een krediet aan voor de ontwikkeling van een computer. Daarbij had men een belangrijke troef in handen.

Nol van Eck was in 1981 van het sukkelende Daisy Systems in Wijchen overgestapt naar Compudata. Daisy was een doorstart van Tealtronic Nederland uit Nijmegen, een dochter van de Amerikaanse computersystemen-bouwer Tealtronic SA, met R&D faciliteiten in Silicon Valley. De Nederlandse overheid had in de tweede helft van de jaren zeventig tevergeefs miljoenen in deze Nederlandse Tealtronic-vestiging gepompt. Een traumatische ervaring, die tal van Kamervragen opriep temeer daar er sprake leek van fraude door de Amerikaanse directeur. Kortom, weggegooid geld, zeker toen ook opvolger Daisy Systems het niet leek te gaan redden.

Een deel van de investering in Tealtronic/Daisy Systems bleek echter waardevast. Die was namelijk opgeslagen in kennis, onder meer geïncorporeerd in de persoon van Nol van Eck. De van oorsprong in de LTS-metaalbewerking opgeleide Van Eck had zich in de jaren zeventig tot een bekwaam elektrotechnicus ontwikkeld. Uit hoofde van zijn functie bij Tealtronic/Daisy bezocht hij regelmatig de onderzoekslaboratoria in Silicon Valley. Wat hij daar zag en de kennis die hij daar opdeed gebruikte hij voor de bouw van een eigen computer. Ofschoon deze bij Daisy Systems nooit de fase van het prototype zou ontstijgen, groeide Van Ecks reputatie door die prestatie.

Ook Hetzenauer kende hem en zijn verdiensten op elektrotechnisch gebied. Compudata had zakenrelaties met Daisy Systems. Het klikte tussen de ondernemer en de technicus. Van Eck werd naar Den Bosch gehaald. Daar kreeg hij van de geboren Oostenrijker de opdracht en de vrijheid om Das Blaue vom Himmel te maken: de best mogelijke microcomputer voor de commerciële markt. Een kolfje naar de hand van Nol van Eck. In de zomer van 1983 rolde de eerste Tulip System I computer van de band in Den Bosch. Compudata, dat in 1987 werd herdoopt in Tulip, groeide fors, behaalde miljoenen winst, gaf werk aan honderden medewerkers en aan tal van andere bedrijfjes die als toeleveranciers fungeerden. De terechte ‘koninklijke’ erkenning voor dit ondernemerschap was er al voordat de eerste computer in de winkel lag. In die computer zat de in jaren opgebouwde kennis en kunde van een man die minder op de voorgrond kwam. Omdat de ondernemers diens kwaliteiten hadden onderkend, kon Nederland ruim een decennium meetellen als producent van pc’s.

Eric Berkers

Tulip komt uitgebreid aan bod in het onderzoek dat de SHT in opdracht van, en samen met, Mila Davids (TU/e) verricht naar het innovatieve vermogen van het Nederlandse bedrijfsleven in relatie tot kennis en kennisinfrastructuur.