Tijdens een lezing eind 2011 maakte TomTom directielid Alain de Taeye een interessante vergelijking tussen tijdreizen en autorijden. Immers, zo stelde hij, voor de automobilist ligt de (nabije) toekomst op het kilometerslange asfalt dat nog moet worden afgelegd. Tegemoetkomende auto’s kennen die toekomst.
Think of traffic as millions, millions of parallel timelines shifted in time, hield hij zijn publiek voor. Als tegenliggers informatie over jouw toekomst op de weg met je te delen files, werkzaamheden, verkeerscontroles, et cetera – wordt het mogelijk om op die toekomst te anticiperen. Je kunt een andere route nemen, je snelheid aanpassen, of besluiten een lunchpauze in te lassen. Informatie van een enkele of een paar medeweggebruikers kan een autorit positief beïnvloeden. Menigeen is een snelheidsbekeuring bespaard gebleven door de lichtsignalen van een tegenligger.
TomTom wil de moderne vorm van die lichtsignalen zijn. Als alle automobilisten informatie die zij hebben over de infrastructuur en de verkeerssituatie met elkaar delen en een slim netwerk van informatie-uitwisseling vormen, heeft dat positieve gevolgen voor de doorstroming, de veiligheid en het milieu, zo is de redenering.
ONDERZOEK
De geschiedenis van smart mobility is een van de thema’s die worden onderzocht in het SHT-onderzoeksproject Geschiedenis van de Software in Nederland. Het is een voorbeeld van de invloed van software op de ontwikkeling van een domein. Vanaf de jaren zestig begon die invloed met het ‘slimmer’ maken van de infrastructuur. Automatische verkeerscentrales en voorgeprogrammeerde verkeerslichten waren de voorbodes van ‘toeritdosering systemen’, ‘automatische incident detectie systemen’ en de ‘matrixborden’ boven de snelwegen.
Met de miniaturisering van de informatietechnologie werd de computer zelf mobiel. Snelle gegevensverwerkers konden voortaan worden ingebouwd in tal van apparaten, waaronder auto’s. Software werd ‘embedded’. Wie de motor start, op de rem trapt, of tegenwoordig zelfs inparkeert, zet ongemerkt ‘slimme’ technologie in werking. Het verandert de verhouding tussen de bestuurder en de auto. Maar ook die tussen de infrastructuur en de auto (en daarmee tussen de ontwerpers van beide). De relatie tussen de auto-industrie en de toeleverende ict-sector verschuift eveneens. De waarde van een duurdere middenklasser wordt immers in toenemende mate bepaald door de ingebouwde software.
Computergeschiedenis was tot nu toe vooral een geschiedenis van hardware. Internationaal, en ook in Nederland is de geschiedenis van software nu aan een inhaalslag bezig. Een terechte ontwikkeling. Software is de energie van de computer genoemd. Iets dat het apparaat tot leven brengt, of, om op het automotive-domein te blijven, de brandstof die de wielen doet draaien. Pas als die draaien, is een stuur immers relevant. En juist dat stuur maakt het voor techniekhistorici interessant. Wie draaien aan dat stuur? Welke kant willen we op? De bestaande infrastructuur schept kaders, maar is niet allesbepalend. Kiezen we ‘de snelste route’, ‘de kortste route’, ‘vermijden we snelwegen’, of gaan we voor ‘de landschappelijke route’?
Helaas kunnen tegenliggers ons hierbij niet met lichtsignalen waarschuwen.
Eric Berkers